Wijk aan Zee- Bob Fosko belt mij op en hij zegt: ik ben bezig met een liedje voor Kinderen voor Kinderen, help je mee met de tekst? Ja natuurlijk! Daar is toen een tekstje uit voortgekomen dat door andere mensen op muziek is gezet en door weer anderen is gespeeld en opgenomen en dat liedje getiteld Hé Pap is terecht gekomen op Kinderen voor Kinderen 2001. Nu, bijna twintig jaar later maken Feike Dietz en Laurens Ham voor de De Groene Amsterdammer een diepgravende analyse van Hé Pap en ze beschrijven hoe door de jaren heen de kind-ouder verhouding in de KvK-liedjes verandert.

In Hé Pap probeert een kind haar rokende, alcohol-minnende, met zijn dikke buik op de bank liggende vader te porren voor een potje voetbal. De inhoud wordt opeens heel actueel wanneer je het woordje ‘ouder’ in het artikel vervangt voor ‘autoriteit’ of ‘zittende macht’ en het woordje ‘kind’ voor ‘bezorgde burger’.

En als je dan een van de zogenoemde ‘actiegroepen’ in Wijk aan Zee ziet, mensen die eigenlijk genoeg andere dingen te doen hebben maar die zich door de omstandigheden genoopt zien de taak van het berispende kind uit te voeren. Mensen die de fabriek en de ´controlerende´ instanties aanspreken op hun gedrag en naar buiten treden als bezorgde ouders Dan is er alweer sprake van een omkering, de boel die op z´n kop staat zoals we momenteel in de maatschappij vaker zien: Erewhon Nowhere (omdraaiing van de moraliteit)

En Bob Fosko was een man met een grote liefde en talent voor ander geluid of tegen geluid. Bob we missen je. Als je nog hier was, welk lied zou jij dan zingen?

Bob Fosko
foto: Linette Raven

Kinderen voor Kinderen
Verwacht niet van een kind dat het zichzelf opvoedt
Ter ere van het veertigjarig bestaan van Kinderen voor Kinderen nemen Feike Dietz en Laurens Ham elke maand een thema onder de loep uit de 522 KvK-liedjes.

In februari 2020 overleed Bob Fosko, vooral bekend als frontman van de Raggende manne. Volgens journalisten was hij een activistische zanger die zich van niemand iets aantrok en dol was geweest op ‘viezigheid, geschreeuw, anarchisme en confrontatie’. Trouw citeerde Fosko zelf, die zichzelf eigenwijs en nieuwsgierig noemde: hij had geen ‘meebuigend karakter’. En uitgerekend deze anarchist schreef in 2001 – met een aantal van zijn muzikale metgezellen, onder wie Jean Paul van der Mey van de band De Gorelev – een nummer voor het keurig Gooise Kinderen voor Kinderen.

Eerder dat jaar had hij in de documentaireserie Het geheim van het Nederlandse lied al eens gemijmerd dat het tijd was voor een leuk KvK-liedje over individualisering, digitalisering en het verdwijnen van gemeenschapszin. Het werd ‘Hé pap’, waarin een kind haar vader aanspoort om eens lekker samen een potje te voetballen: ‘Hé pap, geef ’s een trap tegen die bal pap.’

Maar het liedje is veel meer dan een roep van een kind om gemeenschapszin. De vader in het liedje is volgens zijn kinderen een luie, ongezonde man, die weleens wat meer zou mogen bewegen: nu zit hij maar stil in de auto en op kantoor, ondertussen pakjes sigaretten en liters koffie en rode wijn wegwerkend. Hij zou een voorbeeld aan zijn gezonde kinderen moeten nemen: ‘Terwijl wij buiten spelen / Ligt hij te tukken op de bank’. In een eerdere aflevering lieten wij al zien dat KvK – met name gedurende het laatste decennium – voortdurend kinderen ertoe aanspoort om gezond en fit te zijn. ‘Hé pap’ lijkt een voorbode van dat liberale pleidooi voor zelfverantwoordelijkheid.

Is ‘Hé pap’ een liedje van braveriken, of schuilt er toch nog iets eigenwijs in het verzet van de kinderen tegen de ouders? Het nummer verenigt beide aspecten: het is een protestlied tegen de ouders, zoals er daar in de KvK-geschiedenis meer van zijn. In dit type protestliedjes komen eigenzinnige kinderen in opstand tegen hun ouders, omdat zij het beter denken te weten dan de wijze volwassenen. Het is een rol die het Nederlandse kind als gegoten lijkt: in de invloedrijke liedjes en gedichten van Annie M.G. Schmidt zijn het óók steeds de kinderen (en underdogs) die hun ‘hogeren’ te slim af zijn en hun autoriteit niet accepteren.


Maar dat eigenwijze KvK-kind dat zich door de ouders niets laat gezeggen, maakte in de afgelopen veertig jaar wel een cruciale verandering door. Troffen we in de beginjaren van KvK een hedonistisch, ongehoorzaam wicht dat in opstand kwam tegen zeurende moraalridders van vaders en moeders, dan zijn nu de rollen omgedraaid. Verstandige kinderen berispen hun ouders omdat die zich zo onverantwoordelijk gedragen.

Een prachtig voorbeeld van een vroeg KvK-liedje waarin recalcitrante kinderen zich verzetten tegen brave ouders is ‘Ouders te koop’ (1989). In de videoclip trekken boze kinderen door de stad. Zij voelen zich bedreigd, omdat de hoeveelheid bazige vaders en moeders zo angstaanjagend toeneemt: ‘Er zijn dit jaar weer stapels nieuwe ouders bijgekomen.’ De opgefokte kinderen steken hun hoofden bij elkaar: wat kunnen we doen om van dit groeiende probleem af te komen?

Een activistisch meisje komt met het plan: ‘Kom op, we gaan ze vangen en we zullen ze verkopen / dan zijn we strakjes lekker van die hele horde af.’ Er wordt een heuse markt opgetuigd, met kraampjes waarin zeurende, veel te drukke of slecht geklede ouders uitgestald worden, en aangeprezen via wervende reclameborden: ‘Wie wil er nog zo’n sukkelig en chagrijnig stel?’ Potentiële kopers worden lekker gemaakt, maar krijgen ook een waarschuwing mee: als het exemplaar je tegenvalt, heb je pech, want koopjes worden niet geruild.

Deze protestsong past in een veel grotere stroom aan KvK-liedjes uit de jaren tachtig die een kloof schetsen tussen verantwoordelijke ouders en ongehoorzame kinderen. Ouders worden veelvuldig neergezet als een menssoort die kinderen verveelt en in de weg zit. Ouders zeuren over dat je je bord leeg moet eten, je kamer moet opruimen, moet afwassen, je jas aan moet doen, je tanden moet poetsen en jezelf goed moet wassen.

De kinderen willen helemaal niet zo verantwoordelijk leven: zij willen lekker genieten. Met afschuw zingt solist Arjan Visser in het liedje ‘Dieet’ (1984) over de gezonde wereld van zijn ouders, waarin hij tegen zijn zin wordt meegetrokken. De clip van het liedje verbeeldt de wereld waarvan hij droomt: kinderen, gestoken in truien met afbeeldingen van patatzakken en zoetigheid, dansen rondom levensgrote gebakjes en dragen schotels vol dampende lekkernijen het podium op.

Dat er in de loop van KvK iets fundamenteels verandert in de relatie tussen ouders en kinderen, wordt duidelijk als in 2009 ‘Ouders gevraagd’ (2009) wordt uitgebracht, qua titel duidelijk een pendant van het twintig jaar oudere ‘Ouders te koop’. Opnieuw om een protestlied tegen de ouders, maar nu is het probleem niet langer dat de ouders hun kroost in de weg zitten en daarom aan de straat gezet moeten worden, maar juist dat zij te weinig aandacht aan hun kinderen besteden: verwacht niet van een kind dat het zichzelf opvoedt het heeft een ouder nodig die dat voor hem doet lieve ouders nodig brede schouders nodig en een arm om hem heen een huis, een tijdelijk thuis een kind kan het niet alleen


Ook dit nieuwe type protestlied past in een trend: vanaf halverwege de jaren negentig duiken er in KvK regelmatig liedjes op over kinderen die juist naar hun ouders toetrekken. Ze lijden onder het feit dat pa en ma zo druk zijn met zichzelf, hun werk of hun nieuwe partner dat ze nauwelijks tijd en oog meer hebben voor hun kroost. Zo mist het ‘Sleutelkind’ (1999) moeders kopje thee als zij ’s middags alleen thuiskomt, omdat haar werkende ouders haar oud en verantwoordelijk genoeg vinden om zelf thuis te blijven. Sip zingt ze: ‘’t Is hier wel erg stil / al heb ik alle vrijheid.’ Achter dit type liedjes gaat het idee schuil dat ouders rolmodellen zijn, en dat de jonge generatie hen hard nodig heeft.

In de relatie tussen kinderen en hun ouders vindt dus een totale omslag plaats: waar ze in KvK eerst bezongen worden als irritante lui waar je verre van moet blijven, veranderen ze in steunpilaren die je dichtbij wil hebben. Wordt de rol van recalcitrantie in KvK steeds kleiner? Eerder lijkt het erop dat er een nieuw soort verzet tegen de ouders ontstaat. Rond 2000 worden er verschillende liedjes uitgebracht in de trant van ‘Hé pap’, waarin kinderen in opstand komen tegen het ongezonde en onverantwoordelijke gedrag van hun ouders.

In ‘Stoppen’ (2000) maant een dochter haar moeder te stoppen met roken, omdat dat ongezond en gevaarlijk is: ‘Dus blijf ik de hele tijd maar zeuren / dat ze stoppen moet en wel meteen / als ik naga wat er kan gebeuren / is dat mijn wens, met stip op 1.’ In andere liedjes worden vaders en moeders aangesproken op hun kinderachtige gedrag, hun telefoonverslaving en hun ongezonde gestress. Het kind ontpopt zich hier als de verstandige tegenhanger van de ‘Stresskip’ (2004) van een ouder: ‘Relax toch eens, denk ik dan / daar word je minder gestresst van.’

Dat kinderen de problemen scherper zouden zien dan hun ouders, is een dominant geloof bij KvK. Tegenwoordig betekent dat alleen niet langer dat jonge mensen als enige de stompzinnigheid van hun ouders doorzien, maar dat ze zelf de verstandigste generatie vormen. Het is inmiddels een van de stokpaardjes van deze reeks aan het worden: het kind in KvK wordt steeds minder gevrijwaard van volwassen zorgen en voelt zichzelf verantwoordelijk voor de verbetering van zijn eigen ik én de wereld.

Ook de leeftijdsgrenzen tussen de generaties vallen tegenwoordig weg, zo leren we uit de protestliedjes tegen de ouders. In de jaren tachtig was die hiërarchie iets om je tegen te verzetten, maar juist de noodzaak daarvan toonde aan dat het verschil er absoluut nog was. Nu kinderen doodleuk hand in hand naast hun ouders staan, gaan ze van de weeromstuit naar autoriteit verlangen. En wat doe je als dat uitblijft? Dan trek je zelf die jas van zedenpreker maar aan.