Dirk Jansen (1881-1970) was tientallen jaren lang jachtopziener in de duinen bij Wijk aan Zee. Zijn met pen in een schriftje geschreven memoires werden een paar jaar terug gepubliceerd door het Hysterisch Genootschap Midden Kennemerland. Op sprankelende toon beschrijft Dirk Jansen het leven in en om Wijk aan Zee in het begin van de vorige eeuw. Uit zijn verhalen blijkt gevoel voor humor en liefde voor mensen, natuur en muziek, lees maar:
In de jaren 1918/1919 had je de Spaanse griep. Gelukkig heb ik die niet gehad, maar een van de hulpen in het veld, Toon Snot – dit was de man z’n bijnaam, eigenlijk heette hij Toon Durge, had het wel en op zeker dag vroeg mijn patroon (= werkgever, Jonkheer Boreel red.) me of ik eens bij de man wilde gaan poolshoogte nemen, omdat hij al zo lang ziek thuis was. Hij moest toch wel langzaamaan aan de beterende hand zijn. Je begrijpt, ik was niet zo erg happig op dit klusje, maar als mijnheer het zei, dan moest het toch maar gebeuren, hoewel mijn vrouw wel mopperde.
Afijn, ik op pad naar Toon. Ik kwam daar bij z’n huisje, een éénkamerwoningingkje, achter Huis Paradiso aan de Julianaweg, waarbij het, als je de deur opendeed gelijk duidelijk werd waarom de man “Toon Snot” genoemd werd. Toon lag niet in zijn bed, maar zat in een stoel bij de kachel. Ik probeerde maar niet te dicht bij de man te komen en begon een praatje.
“Zo Toon, gaat het alweer een beetje? Je bent zeker knap beroerd geweest hè?” “Ja, Dirk, maar het schiet al wel weer op in de goeie richting, hoor.” Ik keek zo eens rond en zag in een hoekje een bok liggen. Oh, vandaar die vreemde lucht. Ik vroeg aan Toon of hij met een bepaalde reden de bok in huis had. Hij legde me uit dat het te koud was om iedere keer naar buiten te moeten om voor het beest te zorgen vooral met die griep, en ja, het beest moet toch gevoerd. Zodoende.
Toen vroeg ik: “Maar Toon, dat stinkt toch verschrikkelijk? ” Daarop kwam het onthutsende antwoord: “Ja, Dirk, dat is wel zo, maar daar moet die bok dan maar aan wennen.”