WIJK AAN ZEE – Het huis van tante Ann en ome Arie, Verlengde Voorstraat 94, was een zoete inval. Figuurlijk en letterlijk : “In de buurt kende ieder ome Arie. De kinderen die wisten waar ie woonde, die stonden er geregeld op z’n stoep. Hij gaf ons limonade, op de tafel stond een trommel snoep.”
Penarie
Je kon daar na school langsgaan om een snoepje te halen en misschien even je verhaal te doen. Dat was zo gegroeid en velen maakten er dankbaar gebruik van. Op verzoek heeft Arie een keer opgeteld wie er in een week tijd allemaal op zo’n snoepreisje gingen bij huize Kunnen. Van iedereen wisten mijn oom en tante wie het was, ze waren dol op kinderen. Zelf hadden ze die niet. Arie kwam toen uit op meer dan 70 kids. Dat was op één bepaald moment maar er zat natuurlijk verloop in dus in de loop van de jaren moeten het er nog veel meer zijn geweest
“Ieder kind zat wel een keer in de penarie, om ruzie thuis of om wat regels straf. Dan klopte je maar aan bij ome Arie, de zorgen vielen daar zo van je af.”
Iets met ijzer
Nee, mijn ome Arie werkte niet bij het circus zoals de ome Arie in het liedje die daar als sterkste man met blote handen staven ijzer boog. Mijn ome Arie deed wel iets met ijzer maar dat deed ie als bankwerker en later bij de afdeling nieuwbouw van Hoogovens. Totdat hij arbeidsongeschikt werd vanwege wat toen KZ-syndroom of concentratiekampsyndroom werd genoemd.
Arie was één van de 486 jongens die op een dag ijskoud gevangen werden genomen in de razzia van 1944. Hij overleefde de daarop volgende gevaren en ontberingen nog nét en vond zijn geliefde dorp Wijk aan Zee pas terug in 1947. Een kort verslag van Arie’s oorlogsjaren is te lezen op de site razziabeverwijk Hij schreef zelf een boekje over deze donkere periode, dat ligt ter inzage in het Badgastenkerkje.
Niet reanimeren, wel animeren
Niettemin, ondanks alles en met dat al: Arie beschikte over een superbe gevoel voor humor, waarvan nu nog mensen in de lach schieten als ik soms iets van hem vertel. Gisteren nog deze: In zijn laatste jaren op deze planeet droeg hij een kettinkje om zijn nek met een metalen plaatje waarin gegraveerd was: Niet reanimeren, wel animeren!
Deze maand is het alweer negen jaar terug dat Arie vredig insliep met hulp van het veiligste aller geneesmiddelen, 100% effectief, geen bijwerkingen op lange termijn en zero gebruikersklachten gemeld. Negen jaar, dat doet me denken aan iets wat hij in de laatste periode van zijn leven, toen hij tante Ann moest missen en zijn zicht sterk verminderde, weleens wilde zeggen: “Was ik maar alvast tien jaar dood.” Wat hij daar precies mee bedoelde weet ik niet.
Het kon vanzelf niet eeuwig blijven duren
Zijn Katholieke geloof was hij ondertussen wel kwijtgeraakt en ook de verheugenis op een leven na de dood. Hoezo dan “was ik maar vast tien jaar dood?” Wilde hij wel dood zijn maar niet zo graag dood gaan? Dat zou kunnen, maar waarom dan die 10 jaar en niet 10 dagen, 10 minuten, of:
“Was ik maar alvast 10 seconden dood? Is er verschil?
Hoe dan ook, ik heb er vrede mee dat ik niet alles begrijp. Ben daar gelukkig mee.
En op 21 november 2024 zal het zover zijn ome Arie, dan bén je 10 jaar dood. Dan begint het échte niet-leven, dan ben je precies waar je wezen wou!
“Het kon vanzelf niet eeuwig blijven duren. Maar nooit vergeet ik al die fijne uren, voor mij heeft ie de hemel wel verdiend.”
♥ JP
Ome Arie – Conny Vandenbos
Liedje van Jud Strunk en Herman Pieter de Boer, van de LP Zo wil ik leven, Conny Vandenbos zong het (bijna) de top tien in, in 1976.