Wijk aan Zeeër Willem Oldenburg in gesprek met JP van der Meij. Dit interview verscheen eerder in dorpskrant De Jutter. (gratis af te halen bij o.a. Spar Poliste en Primera van de Watering.)
Willem: “Ik heb het altijd gedaan, wandelen. Het is eigenlijk al begonnen als kind. Ik heb ook altijd staand werk gehad, nooit gezeten. Want als chef-kok in een kombuis op een schip moet je je helemaal de pleuris werken en dan stond je de hele dag. Na 12 jaren varen maakte ik 40 dienstjaren op de Hoogovens, ook staande werk. Ik werd Eerste Gieter in de Staalfabriek. Zo’n pan leegtrekken en grondstoffen erin gooien.” JP: “Ook weer met pannen.” W: “Ja, héle grote pannen, 300 ton vloeibaar erin!”
Ik was stapelgek op haar ( Joke Oldenburg – De Groot, red.)
JP: “Waarom ben je toen gestopt met dat varen en koken, verkering?”
W: “Ja, ja. We zijn nu 43 jaar getrouwd. Ik was hopeloos verliefd, dan ga je niet een half jaar op een boot zitten. Ik was stapelgek op haar, ik dacht wat moet ik? En toen zei Niek Jan Vrijburg tegen me: waarom ga je niet op de Hoogovens man, die betaalt hartstikke goed. Ik zeg: Op de Hoogovens? Waarom denk je dat dat hek eromheen staat? Ik zeg, dat deden de moffen ook om die kampen, ik ga daar niet werken! En hij zegt: je bent gek. Hij verdiende nog meer dan ik met mijn 16 uur per dag werken. Nou toen kwam ik daar en ik werd er als god behandeld. In die Oxy 1 was het heel smerig, altijd stoffig, weinig licht, maar ik vond het helemaal niet erg want het waren allemaal ex-zeelieden en ex-internationale vrachtwagenchauffeurs die met huisje boompje beessie gingen beginnen.
Mijn hoofd raakt er leeg van
In het voorjaar als je langs de Zeestraat loopt terwijl dat jonge groen aan die bomen komt dan zegt elk vogeltje: oprotten, dat is mijn boom, want hier ga ik een nessie bouwen. Ik vind dat zoiets fantastisch, dat je dat zo kan beleven, dat vind ik héérlijk! Nu ik gepensioneerd ben en er meer de tijd voor heb kan ik lekker wandelen. Het fijne van dat wandelen vind ik, mijn hoofd raakt er leeg van. Ik wil er niet in details over treden, maar ik zat met een tumor in mijn hoofd. Ik loop nog steeds bij het AVL, voor controle. Maar tijdens het lopen dan denk ik daar helemaal niet aan. Ik denk ook helemaal niet aan negatieve dingen. Want ik kom allemaal mensen tegen, die eigenlijk -op een andere manier, hetzelfde denken.
JP: Loop je ook samen met Joke?” W: “Dat deden we, maar zij kreeg vaatvernauwing in haar been. Nu ben ik er aan gewend maar ik moet wel eerlijk zeggen, als wij met zijn tweeën liepen, dan ga je over heel andere dingen praten als dat je gewoon in je leven praat met elkaar. Je bent veel vrijer, je hebt het niet over problemen. Problemen lijken hele kleine probleempies te worden.
Ik moet dat rondje hebben, ik word daar vrolijk van
Want je hebt de luchtjes van de bomen, of het heeft net geregend. Ik kan daar zo intens van genieten. En ik kom altijd mensen tegen, ja, die zich anders uiten, maar die er óók van genieten. Het lijkt wel of je op een soort zelfde frequentie zit.”
JP: “Raak je in gesprek?” W: “Ja! Als ik om het weiland loop, dan kom ik Philip tegen, -van Noort. Het is altijd met een geintje. En dan staat die jongen van Albers de stoep te vegen, soms sta je wel een uur met elkaar te praten, met Hans. Ik zou het niet willen missen.
Ik vind als die Dorpswei weg zou wezen, is voor mijn beleving het dorp ook weg. Het is de kern die er nog is hier in het dorp, tussen alles wat er is bijgebouwd. Ja, dat is een kronkel in mijn hoofd, ik wil altijd eindigen of starten met om de Dorpswei. Die Dorpswei, die ligt me zo verschrikkelijk na aan het hart…Ik begin of eindig een wandeling altijd met een rondje om de wei, 1,2 kilometer, ik moet dat rondje hebben.
Om de vuurtoren op de pier heen en weer terug is 10 km
Ik wil elke keer nieuwe routes lopen. Wel in dezelfde afstand ongeveer. Zo loop ik 2 keer in de week naar de pier. Die is nou dicht omdat er stormschade is en dan kan ik niet de nieuwe pier op. Dan loop ik om de vuurtoren heen en terug over strand of langs de weg én dan pak ik het weiland mee, zo heb ik precies 10 kilometer. Of ik loop naar Heemskerk. Dat is ook ongeveer 10 kilometer is, mits ik het weiland erbij pak. Als ik een langere afstand wil lopen loop ik óf naar Castricum, óf naar Egmond aan Zee. En dan hangt het er vanaf of het dan eb of vloed is of ik over strand terug loop of door duin. Naar Egmond da’s nogal lang, heen en terug is dat 6 uur lopen, non-stop. Ik stop nooit, ik drink ook nooit ergens wat. Ik heb ook nooit geen flessie water bij me. Ik heb nooit geen dorst.
Als ik thuiskom
En regelmatig, wel 1 keer in de 14 dagen loop ik via Westerhout, langs de kinderboerderij, steek de weg over, dan loop ik langs de Hoogovenschool, dan kom ik uit bij de Cementfabriek, de Enci. Dan loop ik over de Spuisluis, Noordersluis, Middensluis, Kleine sluis, dan langs de visafslag, dan langs het Visserijmuseum bovenlangs en dan door het ouwe gedeelte van IJmuiden, al die straatjes ga ik terug richting pont. Dan met de pont terug en dan weer deze kant op. Da’s 21, 22 kilometer ongeveer. En ik loop ook weleens langs het kanaal tot pontje Buitenhuis, daar ga ik met de pont over, dan door Spaarndam en over de A9 en dan met de Velserpont weer deze kant op. Dat is 43 kilometer. Dat voel ik hoor.” JP: “Neem je dan wel een flesje water mee of een banaantje?” W: “Niks, nooit. Ik heb ook nooit een tas bij me. Als ik thuis kom dan bel ik haar, in verband met de koffie, want ik wil altijd koffie drinken samen met haar.
Tekst & foto’s; JP van der Meij